Met rekenpenningen werd vanaf de 12e eeuw tot de 16e eeuw in West-Europa gerekend op een rekenbord of rekendoek. Voor het woord ‘rekenpenning’ wordt ook vaak het uit het Frans afkomstige woord jeton gebruikt, maar “jeton” kan, net als het Engelse begrip “token”, ook verwijzen naar gildepenningen, speelpenningen, toegangspenningen of bijvoorbeeld door grootwinkelbedrijven verzorgde penninkjes voor verrekening van klein geld, bij een gebrek aan dat laatste.
Het rekenbord of -doek, waarbij op horizontale lijnen van verschillende waarde met penningen, steentjes of anderszins werd opgeteld, afgetrokken, vermenigvuldigd etc., bestond al bij de Romeinen maar was in de middeleeuwen buiten gebruik geraakt. De opbloeiende handel in Italië en Frankrijk zorgde voor hernieuwde introductie, waarbij het systeem rond 1600 in onbruik geraakte door de invoering van nieuwe rekenmethoden en pen en papier.
Rekenpenningen waren al vanaf het begin van decoratie voorzien. In de tweede helft van de 16e eeuw werd die decoratie vooral in de Nederlanden van politieke aard. Uiteindelijk was dat politieke karakter zo belangrijk dat het een van de redenen was dat ze nog werden geïntroduceerd lang nadat niet meer met rekenbord of rekendoek werd gerekend.
Vanaf het midden van de 17e eeuw begon de rekenpenning zich meer en meer als speelpenning of fiche te manifesteren, waarbij door de producenten (Neurenberg was een groot centrum) vaak werd teruggegrepen naar historische rekenpenningen, maar dan meestal in verkleinde vorm.
Algemene uitvoering en codering
De meeste rekenpenningen worden geslagen in koper, messing of zilver – hoogst zelden, en dan waarschijnlijk al als speelpenning, in schildpad of walvisbalein – en lijken oppervlakkig dan ook op munten. Omdat ze met de hand moeten worden gelegd op het bord of doek, zijn ze ongeveer een duim ofwel rond 25 mm in doorsnee en voor betere stapelbaarheid is de aangebrachte decoratie niet diep. Hieronder een foto van voor- en keerzijde van een messing Neurenbergse rekenpenning van (ongeveer) 1553, waarop bord (of rekendoek op een tafel) en de rekenaar te zien zijn.

Vervolgens een foto van een overigens uiterst zeldzaam schildpadexemplaar met een portret van Sybille en op de keerzijde om een monogram de tekst AMOR NOS IVNGIT, ofwel de liefde verbindt ons.

In de 19e eeuw heeft dr. J. F. Dugniolle een standaardwerk over rekenpenningen van de Nederlanden geschreven met de naam Le jeton historique des 17 provinces des Pays-Bas (4 delen, Brussel 1876/1880). De door hem ingevoerde nummering wordt in het volgende voor rekenpenningen uit onze omgeving aangehouden als Dug…. met op de puntjes maximaal 4 cijfers.
Niet alle jetons die Dugniolle vermeldt zijn echter rekenpenningen. Een voorbeeld daarvan is de volgende jeton, die daadwerkelijk een gildepenning is van het Antwerpse gilde van de leren broekenmakers van 1563, waar op één zijde het spanraam voor het snijden van de delen voor die broeken is afgebeeld. Deze jeton is naar alle waarschijnlijkheid nooit als rekenpenning gebruikt, omdat hij als een “identiteitspapier” voor het betreffende lid van het gilde diende.

Het leg
Het is zeer waarschijnlijk dat met de in zo grote aantallen en verscheidenheid geslagen vroege rekenpenningen weinig werd gerekend en dat ze ook door vorsten en andere heersers als beloning voor graag geziene hovelingen en priesters dienden. Ook zullen ze als pasmunt zijn gebruikt in een schaars geldcircuit. In de 16e eeuw kregen de klerken bij de diverse Rekenhoven meestal elk jaar een nieuwe set van 144 rekenpenningen, genoemd “een leg”, in koper of messing. De bestuurders van de diverse instellingen kregen ook een leg maar dan in zilver, vaak in een mooi zilveren kokertje. Begrijpelijk dat de bestuurders, die vaak niet eens wisten hoe ze ermee om moesten gaan, hun leg niet kwijt wilden, hoewel er al lang niet meer met rekenpenningen werd gewerkt. In Noord-Nederland stopte het gebruik pas laat in de 17e eeuw, terwijl sommige bestuurders daarna hun oorspronkelijke jaarlijkse leg in zilver nog enkele decennia in geld uitbetaald kregen. Van het gewest Holland is bijvoorbeeld een resolutie van 1723 bekend, waarin werd bepaald om aan 12 bestuurders elk een bedrag van 81 gulden als compensatie voor het niet meer geslagen leg uit te keren.
Gebruik als geld
Het staat vast dat een belangrijk deel van de als aardigheidje door de vorst gegeven vroege rekenpenningen als betaalmiddel in circulatie werd gebracht, evenals de latere jaarlijkse overtollige rekenpenningen van de klerken – en zelfs wellicht de bestuurders – of in het geval van zilveren exemplaren voor verwerking door zilversmeden of het munthuis werden aangeboden. Dit wordt onder meer aangetoond door de grote aantallen zwaar versleten en daarom ook niet verzamelwaardige rekenpenningen die nog in de bodem worden gevonden of die nog bewaard zijn gebleven, nadat ze in ieder geval na onze geldsanering in het midden van de 19e eeuw niet meer voor betaling konden worden gebruikt. Het gebruik van een leg op het rekenbord of -doek zou in enkele jaren van gebruik niet zo’n slijtage veroorzaken.
Er is weinig bekend over het gebruik van rekenpenningen in het zakelijk verkeer, zoals bij de boekhouding van kooplui of als hulpmiddel voor geldwisselaars. Daar zal een penning langer in gebruik zijn gebleven, maar zal slijtage in het algemeen ook gering zijn.
Speelpenningen werden ook al vroeg gebruikt bij kaart- of bordspelen. Bij het spel in herbergen en dergelijke gelegenheden zal het toch meestal om geldelijk gewin zijn gegaan en waarschijnlijk hebben oudere rekenpenningen daarbij ook een rol gespeeld, hetgeen aan hun rol in de geldcirculatie geen afbreuk doet.
Als voorbeeld hieronder een zwaar gesleten jeton van 1620 uit de Zuidelijke Nederlanden. Deze jeton was ongeveer even zwaar en even groot als een destijdse “oord”, een koperen munt van twee duiten. Ook door de afbeelding van Albert en Isabella werd een soort autorisatie voor het gebruik als geld gesuggereerd.

Rekenpenning gevonden en wil je deze determineren, kijk dan hier eens.